56
Hoofdstuk 9
Opdrachten voor afstandsbediening
U kunt uw faxmachine bedienen met behulp van onderstaande opdrachten voor afstandsbediening.
Wanneer u uw faxmachine opbelt en de code voor toegang op afstand invoert (deze code is in de
fabriek ingesteld op
1 5 9
), hoort u twee korte piepjes om aan te geven dat u een opdracht moet
invoeren.
De instellingen voor Fax Doorzenden wijzigen
Druk op
9
5
Druk op een van de volgende nummers
op
1
—
om Fax Doorzenden uit te zetten
op
2
—
om Fax Doorzenden aan te zetten
Een nummer voor Fax Doorzenden programmeren
—Druk op
4
. Fax Doorzenden wordt nu
automatisch ingesteld op
AAN
.
op
6
—
om Fax Opslaan aan te zetten
Schakel Fax Opslaan UIT
—Druk op
7
. (Dit is alleen mogelijk als er op dit ogenblik geen faxen
zijn opgeslagen in het geheugen, of als alle faxen uit het geheugen zijn gewist via de opdrachten voor
afstandsbediening
9
6
3
).
Een fax opvragen of wissen
Druk op
9
6
Druk op een van de volgende nummers
Alle faxen ontvangen
—Druk op
2
, voer vervolgens het faxnummer van het externe toestel in en
druk op
#
#
. Na de piep legt u de hoorn op de haak en wacht u een ogenblik.
Alle faxberichten wissen
—Druk op
3
. Als de gegevens die in het geheugen zijn opgeslagen nog
niet werden afgedrukt, worden deze eerst afgedrukt en vervolgens gewist.
Controleren of er faxberichten zijn ontvangen
Druk op
9
7
druk vervolgens op
1
.
1 lange toon
—Faxberichten ontvangen.
3 korte piepjes
—geen faxberichten ontvangen
Wijzig Ontvangststand
Druk op
9
8
Druk dan
op
1
—voor
Antwoordapparaat
op
2
—voor
Fax/Telefoon
op
3
—voor
Alleen fax
Afstandsbediening afsluiten
Druk op
9
0